Lieve leukerds en leuke lieverds,
Ik ben oprecht verbaasd over alle jaren therapie die ik heb gehad. En dat allemaal naar aanleiding van de opleiding die ik nu aan het volgen ben.
Misschien ligt het aan mij. Misschien heb ik jaren ontkend, of heb ik het gewoon genegeerd en niet aan de orde laten komen.
Maar hoe kunnen al die psychologen, psychiaters en maatschappelijk werkers al die tijd in vredesnaam aan het feit voorbij zijn gelopen dat ik een mega toxische opvoeding heb gehad? Dat ik geen idee heb van wat onvoorwaardelijke liefde is?
Ik heb altijd het idee gehad liefde te moeten verdienen. In alles wat ik doe moet er nut aanwezig zijn, een meerwaarde. Tot en met mijn hobbies aan toe. Ik doe aan breien en aan haken. Natuurlijk vind ik dat leuk, anders deed ik het echt niet. Maar het feit dat ik er een trui, sjaal en muts mee kan maken heeft een basiswaarde waar ik niet omheen kan. Het feit dat ik iets onmisbaars kan maken en dus mensen blij kan maken met mijn kunde, is van essentieel belang. Ik vind koken voor mensen leuk. Wederom iets dat van essentieel belang is. Zonder eten en drinken ga je immers dood. En ik wil mensen verwennen met het lekkerste eten, zodat ze eten en de daarbij positieve ervaring direct linken naar mijn aanwezigheid.
Ingebakken zit dat ik alles moet verdienen. De criticus in mij ziet feilloos wat er mis is aan alles dat ik doe. Elke steek die ik in mijn werk heb laten vallen, elke smaakpapil die niet is getrakteerd op een explosie van ervaringen, de criticus heeft er een hard en genadeloos oordeel over. En trekt steeds dezelfde meedogenloze conclusie: Dat ik de liefde niet waardig ben. Dat ik weer stil in een hoekje moet gaan zitten. Ga toch poetsen en boenen, ergens in een grijze jurk zodat je vooral niet opvalt. Maak jezelf zo onopvallend mogelijk.
Een hobby aanmeten zonder nut.. Bij alleen al het idee wordt mijn keel dichtgeknepen. Ik heb een tijdje aan borduren gedaan. Om tot rust te komen, de orde in mijn hoofd te bewaren. Maar die hobby was van korte duur. De schilderijlijstjes in mijn huis waren relatief snel vol, ik kon de werkjes nergens meer kwijt en het had geen toegevoegde waarde. Dus ik ben ermee gestopt. Ik heb op zolder nog steeds een bijna af werkje en een werkje ongeopend in de verpakking liggen. De kans dat ik het weer oppak is klein. Al is er nu in mij een klein stemmetje dat begint te brullen dat ik dat misschien toch maar weer eens moet gaan doen.
Terwijl ik dit stukje aan het tikken ben, besef ik in ene waar jarenlang mijn schrijvers-block vandaag kwam. Ik schrijf al verhalen en gedichten sinds ik op de lagere school zit. Vanaf het moment dat ik de kracht van het schrift in de vingers heb, uit ik mij op allerlei manieren en over velerlei onderwerpen. Maar verhaaltjes en gedichten vond ik tijdenlang geen doel dienen. Schrijven voor school was goed. Zeker als je dat op een mooie en symbolische wijze kon verhalen. Maar verder diende het geen nut en gedichten waren al helemaal dikdoenerij om niks.
Dat had korte tijd een kleine wijziging, want ik kwam in een zware depressie terecht, met suïcide neigingen en het uitschrijven van ellenlange epistels domweg te heftig was voor mijn verdoofde brein dat leefde in een zwarte wolk van mist, bliksem en donder. Het enige dat ik kon doen, was me vastklampen aan mijn vulpen terwijl deze in neurotische trekken over de lijnen vloog om in enkele strofen uiting te geven aan mijn roerselen. Ik noemde dat altijd 'vlinders kotsen'. Omdat het voor mij altijd poppen waren, die open barstten in mijn buik en eruit moesten. De vlinders waren variërend van één en al kleurenpracht en vrolijkheid, via observaties naar de zwartst mogelijke nachtmerries, voorzien van vuur, dood en verderf. En dan hadden we nog de zombie-poppen. De stukken die nooit tot uiting waren gekomen, tot wasdom. De delen die al dood waren, nog voordat er goed en wel leven aanwezig kon zijn. Ook die braakte ik uit in de trekkende lijnen over het papier.
Zodra de lucht in mijn hoofd weer helder was, kon er weer op mij ingepraat worden. En kon mij dus gezegd worden dat ik niet zo de aandacht naar mij toe moest trekken. Dus kroop ik weer in mijn schulp, liet de pen vallen en probeerde mee te komen in de wereld van administratie, alledag en de eentonigheid die het dragen van een grijs pak met zich meeneemt.
Mijn hemel. Zo'n beetje alles is terug te herleiden naar mijn jeugd, mijn opvoeding. De angst en de onveiligheid die ik ervoer. Het feit dat er geen ruimte was voor mijn emoties. Verwijten kan en wil ik mijn ouders niet maken. Het zal niet makkelijk geweest zijn om een adhd kind en een lichamelijk gehandicapt kind op te voeden, terwijl zowel mijn vader als mijn moeder met hun eigen geestelijke besognes aan het omgaan waren. Ze waren er wat de verzorging van mijn handicap betreft, zorgden dat ik bij een psycholoog terecht kwam, maar waren verder emotioneel afwezig. En praten over wat ik meemaakte? Ze zeiden steevast dat ze dat zelf al eens hadden meegemaakt en dat ik dat niet hoefde te herhalen. Ze vonden dat ik mijn rug moest rechten en alles van me af moest laten glijden. En dus deed ik dat. Ik slikte weg wat er was, negeerde mijn emoties en ging door zoals gewenst, terwijl ik probeerde te voldoen aan steeds veranderende en onmogelijke eisen.
Maar toch... Ik heb er een gigantisch litteken aan overgehouden. En het ergste in het hele verhaal vind ik nog wel dat het erop lijkt dat het zoveel jaar later nog steeds niet erkend wordt. Het laatste gesprek dat ik met mijn moeder had, luchtte voor mij op. Maar ze zei dat ze er nog eens over wilde praten en dat ze die week contact op zou nemen. Dat is dus ondertussen twee weken geleden. Ik geloof er niet meer zo in.
De zilveren lijn in dit al... Weer meer dat ik los kan en mag laten. Weer meer dat ik helen kan.
Ik had besloten, toen ik deze opleiding ging starten, dat ik mijn demonen in de ogen wilde kijken en ze neer zou maaien. Dat ik ze verbranden wilde, zodat ze me nooit meer achterna kunnen komen. Ik wilde in de afgrond van de hel staren, in zijn donkerste krochten. En zo hard staren, dat de krochten zouden knipperen. Ik zou harder staren, schreeuwen, krijsen en vooral: de oorlog winnen.
Geen idee of de demonen me nooit meer achterna zullen komen. Geen idee of ik ooit klaar zal zijn met Duivels-Jagen. Het is al zo lang onderdeel van mijn leven, dat ik serieus niet zou weten wat ik dan zou moeten gaan doen met al die extra tijd. Al komt slapen wel gelijk in mij omhoog.
Geheel de Uwe,