Het kan verkeren. En dat soms twee keer binnen één week.
Het begon allemaal vorige week woensdag.
Althans, toen kwam het naar voren. Ik voelde me al langer niet altijd lekker. Hoofdpijn, buikpijn, hangerig. Soms ging ik, midden in de nacht, over mijn nek.
Ik bloedde onregelmatig en heftig. Dat was vervelend, maar al langere tijd 'normaal'.
Vorige week woensdag kwam er echter verandering in, toen ik wat voelde zitten. Een tampon was het niet. Ik kon het niet plaatsen.
Fijn zat het in ieder geval niet en ik bloedde nog heftiger dan normaal.
In totale paniek mijn vriend gebeld, die in de auto sprong om vanuit de andere kant van het land naar me toe te komen. (Is het geen lieverd?)
Wij naar het ziekenhuis, naar de spoedeisende hulp. Die verwees ons in verband met de kosten, door naar de huisarts. Die zat gelukkig in de buurt.
De arts kijkt, weet niet zeker wat het is en verwijst me naar de gyneacologie.
Goed, terug naar het ziekenhuis. Een tijdje wachten, maar ik wordt om 15.30 eindelijk geholpen. (We waren al vanaf 12.00 bezig.)
Eerst krijg ik een vragenlijst. Of ik kinderen heb (nee), of ik ze wil (nee), of ik een zwangerschapstest heb gedaan (nee).
Vervolgens gaat ze kijken. Er zit een bal-achtig ding. Dat hoort natuurlijk niet. Er wordt nog iemand bij gehaald, die kijkt ook. Het ding wordt verwijderd.
Waarschijnlijk is het een vleesboom. En een grote. Want hij paste niet in een gewoon potje voor het lab.
Maar ze gaan nog even kijken in mijn buik. Daar moet namelijk een spiraal zitten.
Niet te vinden. Wat er wel te vinden is: een ukkie. Vrolijk dobberend in een vruchtzakje. Ik blijk negen en een halve week zwanger te zijn.
Vriendlief en ik zijn allebei met stomheid geslagen. Geen van twee hadden we ook maar het vaagste idee.
Dus we mogen gaan nadenken. Houden we het of niet? Hoe gaan we het oplossen.
Allebei stuiteren we wat emoties betreft alle kanten uit. We weten totaal niet wat we moeten doen.
We willen allebei kunnen uitslapen. Doen en laten wat we willen. Ik wil biefstuk kunnen blijven eten. Vanaf het moment dat ik het weet, heb ik geen druppel meer gedronken. (En ik ben een wijn liefhebster) Dat viel wel mee. Maar geen biefstuk. En dat nog een half jaar. Dat is zwaar.
Maar we proberen het luchtig te maken. Maken grapjes. En ik ben makkelijk afgeleid.
Kleine kinderen hebben in ene alle aandacht. Vroeger vond ik ukkies grappig, maar niet echt interessant. Nu draait alles om die hummeltjes. Ze zijn schattig. Ze zijn zo leuk. (Dat zijn de hormonen. De natuur heeft echt een paar verschrikkelijke trucjes om je zover te krijgen dat je vrijwillig je mooie lijf gaat laten transformeren tot dat van een walrus. Om vervolgens een aantal uren te liggen creperen tijdens de geboorte en daarna een waggelende melkmachine te worden.)
Vriendlief vraagt zich serieus af wat er toch met mij gebeurd is. Niets lief. Ik ben gewoon zwanger. Grapje van moeder natuur.
Desalniettemin. Wij moeten nadenken. En het wonder geschiede: We besluiten het te houden. Als uk zich door een spiraal en een vleesboom weet te worstelen, moet het blijkbaar zo zijn. Er bestaat zoiets als het lot. Blijkbaar hebben de schikgodinnen mij toch tot moeder gebombardeerd. En wie ben ik dan om daar tegenin te gaan.
Dinsdag (eergisteren dus) weer naar het ziekenhuis. Vertellen dat we het houden. En dus overleggen wat we nu gaan doen. Conclusie is, dat ik naar de gewone kraamkliniek kan. Mijn handicap hoeft geen hindernis te zijn in de zwangerschap. En als het onverhoeds toch nog problemen oplevert, kan ik altijd nog terug naar het ziekenhuis.
Maar in het ziekenhuis lopen is lang zo leuk niet als zwanger zijn in een gewone kraamkliniek, zegt de arts.
Wel wil ze nog kijken of de wond van de waarschijnlijke vleesboom een beetje genezen is en de baarmoedermond zich gesloten heeft.
En ik vraag of we dan een filmpje mogen maken van ukkie. Dan kunnen we dat online zetten. Het leek mij leuk op het op 1 april gewoon online te zetten. Geen grap. Echt zwanger. Dat mocht. Het is immers ons kindje. Dus onze keuze.
Alles klaar, ik blij op die stoel. We mogen weer kindje kijken.
Ze pakt dat kijkapparaat en brengt het in, om het op de monitor te laten zien. Scherm aan, geluid aan.
Stilte. We zien van alles. Een hoofdje. Een wit vlekje erin, wat de hersens zijn. Een kaaklijntje, ruggengraat, armpjes, beentjes. Van alles. Maar geen beweging op de plek waar het hartje moet zijn.
Waar we vorige week een half trance-nummer te horen kregen van een kloppend hartje, was het dinsdag akelig stil. Ook wordt de bloedcirculatie nog maar eens nagekeken. En de arts die vorige week mee keek, wordt erbij gehaald. Maar bij binnenkomst staat ook zijn gezicht al ernstig.
Kijken en zoeken, bijstellen. Conclusie... Kindje is dood.
Had ik me er net op ingesteld. Ik was zelfs blij. Had zin om mutsjes te haken en kleertjes te breien. In plaats daarvan, mag ik me morgen om 06.45 melden bij de O.K. Ukkie wordt weg gehaald.
En aangezien ik er dan toch lig, gaan ze kijken of er nog meer vleesbomen zijn en of ze toch nog ergens die spiraal kunnen vinden.
Zo goed wordt die goede vrijdag dus niet voor mij. Het was dan niet de bedoeling dat ik zwanger zou raken, maar ik heb verdriet. Intens verdriet. In mijn ratio weet ik dat het beter is. Als het kindje gezond was geweest, was het waarschijnlijk niet afgestoten geweest. Er was waarschijnlijk wat mee.
Maar het doet zeer. En vreselijk verdriet. En ik weet even niet, waar ik met al dat verdriet naartoe moet. Wat ik er constructief mee kan.
Tips iemand?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten