Het is donker, klam.
Er krioelt van alles om ons heen. Al wat we
zien, zijn bladeren, takken en wortels.
Wij, Mabon Sabbath, zijn heldhaftig op
verkenningstocht gegaan.
Hoe lang we hier nu al zitten, weten we niet.
Lang, want er lijkt al een keer een zon neder te zijn gedaald.
In de verte horen wij gedempte geluiden. Vogels,
die onbezorgd kwetteren, geritsel van bladeren. Het lijkt of wij stemmen horen.
Maar dat moet een hallucinatie zijn. omdat we te lang verstoken zijn van de
beschaafde wereld. Dat komt bij de beste katten voor. De stemmen laten wij dus
links liggen.
Wij leveren hier een gevecht. Van leven op dood.
Kat, tegen de natuur. Brein tegen de wetten van grilligheid. Het is zwaar, maar
wij, Mabon Sabbath, zullen het winnen. Wij hebben ervaring en zijn niet bang
uitgevallen.
Op onze buik schuiven wij verder. Behoedzaam,
waakzaam voor vijanden. Deze zullen wij zeker weten tegen komen. En daarom
zorgen wij voor ogen in het achterhoofd.
Wederom gekwetter. Wij halen uit, want hebben
honger. Maar helaas is het diertje behoedzaam. en berekend op vijanden. Dus het
vliegt nog net op tijd weg. Wij zullen nog even met knorrende maag door moeten.
Op een redelijk open plek, komen wij een poel
tegen. Gelukkig, wij kunnen ons even laven. Van dorst, hoeven wij niet om te
komen.
Dan is er een aanval. Deze wordt met gebrom
aangekondigd. Met scherpe naalden worden wij aangevallen. Maar wij weten de
aanval heldhaftig af te slaan. Met onze machtige poot slaan we de aanvaller uit
de lucht. Met onze scherpe tanden, bijten wij de kop in één ruk af. Het zwart
gele gevaarte spartelt na, maar is verslagen.
Wij zoeken de camouflage maar weer op. Daar is
het smeriger. Het krioelt er immers van de kleine dieren. Maar wel veiliger.
Wij hebben minder zorgen om uitvallen vanuit de lucht. Dus accepteren we het
vieze pak maar weer.
Dan duikt er weer een schaduw op. Groter dit
keer, ronder. Grijs met witte vlekken.
Wij spannen de spieren, knijpen onze ogen tot
spleetjes. Onze slanke staart zwiept vervaarlijk heen en weer.
Het gevaarte lijkt een zielig geluid te maken,
maar wij laten ons geen knollen voor citroenen verkopen. Het is vast een truc
om ons op het verkeerde been te zetten. Zodra we het even niet in de gaten
hebben, zullen wij aangevallen worden. en dat mag niet gebeuren. de beste
verdediging, is de aanval.
Wij ontspannen daarvoor nogmaals de spieren. En
sluipen als en ninja langs een dichte want. Van schaduw naar schaduw sluipen
wij, met ogen tot speeltjes samen geknepen. Dan halen wij diep adem, en springen
boven op den vijand.
Deze geeft een grote schreeuw. Krabt en bijt,
maar wij zijn niet van ons stuk te brengen. Het geluk is met ons. Nu ja, geluk.
Natuurlijk hebben wij dat uitgebreid berekend. Wij zijn bovenop de rug van de vijand
belandt. Deze ligt volledig klem. En wij kunnen krabben, bijten. Laten zien wie
hier de baas is, al is het een woestenij. Het is immers wel ONZE woestenij. En deze zal tot de laatste snik verdedigd
worden .
De vijand druipt jammerend af. Dodelijk vermoeid
zakken wij op de grond. Wij zijn versuft, want hebben heftige inspanningen
geleverd. Wij verliezen zelfs het
bewustzijn, want wij hebben een tijd niet door wat er gebeurd is, om ons heen.
En slechts af en toe dringt er geluid tot ons door.
Nieuw geluid, in de verte. Een stem lijkt. Het
dringt tot ons door, maar met moeite. Tot overmaat van ramp, begint het ook nog
eens te regenen. Daarom spitsen wij de oren. Weer die stem. Zou het dan toch
geen hallucinatie zijn?
Nee! Het is dat vrouwelijke twee-bener-ding, die
verteld dat het tijd is om binnen op bed te gaan liggen!
Welnu, laat die tuin dan maar even voor wat het
is. M.E.U.S., de andere kat, hebben wij daarnet toch nog lekker in elkaar
gebeukt. En die irritante vliegen pakken wij ook nog wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten