vrijdag 5 juni 2020

Waarom ik ga branden deel 3: Ik ben een zelfmoordenaar

Lieve leukerds en leuke lieverds,

Waarom ik ga branden deel 3: Ik ben een zelfmoordenaar

Zelfmoord is een zonde. De mens is niet gerechtigd om zelf een einde aan zijn/haar leven te maken. Dat is in de handen van God.
Iets in die strekking staat ook in de Bijbel, al weet ik even niet meer waar. Laat staan wat en hoe het er precies staat.(De tijd dat ik dat boek van kaft tot kaft kon citeren ligt achter mij. Langzaam ben ik weer aan het lezen en proberen te starten met bidden en begrijpen, maar dat gaat wankel en onwennig. En met nog meer horten en stoten.)
 
Ik heb wat keren in mijn leven datzelfde leven staan overdenken en vervloeken. En ik kan me niet anders herinneren dan dat ik tussen mijn pakweg zevende en 17e heb lopen gillen dat ik dood wilde zijn.
 
Nu heb ik een fysieke handicap. En het schijnt normaal te zijn in de ontwikkeling van een opgroeiend gehandicapt kind dat ze zeggen dood te willen, voor een tijd. Daarmee zouden ze niet direct bedoelen dat ze dood willen, maar dat ze anders willen zijn. Meer zoals de rest en gewoon mee willen kunnen doen. Het anders zijn en de gevolgen daarvan drukken zwaar en zorgen voor sombere gedachten. Dan zou praten met een psycholoog helpen.
Ook ik werd dus voer voor de bekende zielknijper.
Volgens mijn moeder had dit in mijn kindertijd effect. Ik ben daar niet zo zeker van, want ik kan me nog wel mantra's herinneren die ik schreef in een haast oneindige herhaling met de zin 'Ik wil dood, ik wil dood'. Met als dieptepunt dat ik op mijn zestiende datzelfde aan het roepen was in de armen van een tante, na de kerstavond-dienst. In de kerk, bij de kapstokken.
Het gevoel nergens bij te horen, overal het buitenbeentje te zijn. Altijd ben ik degene die net niet in de groep past. Zelfs bij het clubje van de klunzen ben ik niet welkom, een beetje te vreemd. Ik ben de laatste keuze. En zelfs dan doe ik voor spek en bonen mee.
Het verlangen naar sociale contacten, omgang met leeftijdgenoten en geaccepteerd willen worden, is altijd mijn hete hangijzer geweest. Ik wil heel graag, maar er is altijd iets waardoor het in de maatschappij van de 'gewone mensen' niet lukt. Ik ben te luidruchtig, te aanwezig. Ik heb te veel bevestiging nodig. Ik lijk een heleboel aandacht en genegenheid nodig te hebben. (Zou ik niet objectief kunnen bevestigen noch ontkennen. Voor mijn gevoel ben ik vroeger inderdaad een hoop tekort gekomen. Maar daar ben ik niet de enige in. Zelf heb ik voor dit soort situaties vaak het sarcastische zinnetje: 'Welcome to the FC (eFfing Club)'.
Daarnaast is het zo dat mensen die, net als ik, een hersenbeschadiging hebben opgelopen vaker depressieve klachten hebben. Er is door het defect een gebrek aan een bepaald relativerings-hormoon. Zo is het mij in ieder geval uit gelegd door de deskundigen. Deze mensen hebben meer moeite met relativeren, raken sneller in paniek, kunnen niet tegen groepsdruk en worden sneller en heviger kwaad. Vaak hebben ze hierdoor een sociale achterstand, die later in het leven pas wordt overbrugd.
Helaas heb ik de hele bingokaart vol. En als ik er wat meer tijd voor neem om de klachten voor deze mensen op te zoeken, kan ik die waarschijnlijk ook aan mijn lijst toevoegen. Dus dat doen we maar niet. Wat niet weet, wat niet deert.
Tel daarbij op dat ik mijn lagere- en middelbare school periode kan samenvoegen in 1 woord: HEL. Dit werkt ook niet mee. Tien jaar marteling. Tien jaar uitgemaakt voor alles wat lelijk is, voor neukfout, gedrocht. Ik was/ben lelijk, dom, het niet waard om van gehouden te worden. Ze hadden mij moeten doden op de dag dat ik geboren werd. (Klein detail. Ik ben niet gehandicapt geboren. Ik liep dit op tijdens een koortsstuip van 41.4 graden Celsius en een zuurstofgebrek van minimaal 5 minuten, maximaal 15 toen ik 2 maanden oud was. En nu het goede nieuws... Dit kan jou ook overkomen, vandaag nog. Het enige dat je ervoor nodig hebt zijn een koortsstuip en zuurstofgebrek.)
En ik ben nog steeds bezig die sociale achterstand in te halen. Wanneer er mensen de laan uit worden gestuurd, ben ik nog steeds de eerste die haar spullen mag pakken. Nog steeds pas ik niet in groepen, ben ik de laatste keuze, beweert men dat het aan mij ligt wanneer er iets niet lekker loopt in de groep.
Tja, ik heb nooit echt kunnen oefenen in groepen. Ik werd niet geaccepteerd, omdat ik anders was. Zowel door mijn handicap als in mijn zijn. Ik denk anders dan de gemiddelde mens, ik leef anders, kijk anders naar de wereld. Niet iedereen kan dat naast zich neerleggen, niet iedereen accepteert dat er anderen zijn die de wereld anders zien. Dat is blijkbaar een bedreiging die je uit moet roeien of veranderen, maar vooral niet moet accepteren of over na moet denken. Je horizon zou eens verbreed kunnen worden. Dat kan natuurlijk niet.
 
Mijn pech blijkt nog niet voorbij. De opgesomde klachten, die onder andere horen bij manisch depressief, borderline en bipolair, komen in mijn familie voor. Dus naast de beschadiging, heb ik ook nog eens erfelijke aspecten.
Mijn eigen vader heeft zelfmoord gepleegd. En dat mijn moeder begon te vertellen over de gedragingen van mijn vader in de laatste jaren van zijn leven, was dit voor mij een nachtmerrie van herkenning.
De paniek aanvallen, het niet meer logisch kunnen nadenken. Angst voor groepen, aan de buitenkant ogenschijnlijk alles op orde hebben en vrolijk zijn, maar van binnen in een zwarte poel van troosteloosheid zitten.
Nooit heeft mijn vader er tegen mij iets over gezegd. Maar dat mijn moeder erover begon te vertellen herkende ik het. En ik begreep gelijk waarom mijn vader mij, in de tijd dat ik werkloos was en wegzakte in depressies dat ik in de 20 was, zo'n beetje naar groepstherapie geschopt heeft. Hij stond erop dat ik het ging doen. Ik begreep destijds zijn motivatie niet. Nu wel. Mijn vader begreep mij beter dan ik al die jaren heb gedacht. En hij heeft het nooit laten blijken.
 
In ieder geval... Al die emoties hebben er goed ingehakt. Ik ben boos op mijn vader dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Maar helaas begrijp ik hem maar al te goed. Er komt namelijk een punt in die diepe, zwarte put dat vergetelheid zoet klinkt. Wanneer je dan niet meer helder kunt denken en er net een zetje komt, ga je domme dingen doen. Het kan zijn dat je schulden maakt, of naar een verslavend middel grijpt. De kans dat je een zelfmoord poging onderneemt is ook niet gering.
 
Ik heb meerdere keren bij een spoorovergang gestaan. De reden dat ik het niet deed was iedere keer dezelfde. Ik wilde de machinist geen trauma geven voor de rest van zijn leven. Hij had mij immers niets misdaan. Ik vond het niet eerlijk een willekeurig persoon hetzelfde aan te doen wat mij was aangedaan. Ik wist immers hoe pijnlijk dat is. Ik kon dus gelukkig nog een soort van logisch nadenken. En daarom ben ik er nog.
Ook die keren dat ik op de dertiende verdieping van een flat stond, met één been over het hek, kwamen er blijkbaar nog heldere momenten.
Jaren lang heb ik mezelf mijn bed uitgesleept voor anderen. Ik kwam eruit voor die paar vrienden die ik had. En omdat ik wist dat ik mijn grootouders een onherstelbaar verdriet zou doen, wanneer ik er een einde aan zou maken. Ik wilde het al die mensen niet aandoen. Ik weet immers hoe eindeloos dat gat voelt, hoe diep die put is en hoe donker die hel.
 
Maar ik ben er dus wel over gaan praten, in mijn tienertijd. (Wederom in de tijd van dat gekke kerkje.) Het is immers de bedoeling dat je bij je wedergeboorte als Christen je oude leven achter je laat. Je moet je oude zonden opbiechten en daar boete voor doen. Zodat je schoon je nieuwe leven in kunt.
Op zich vond ik het al gek dat ze dit vonden. Destijds kon ik niet goed verwoorden waarom. Maar de manier van boete doening was erg Katholiek ingevuld. En we hadden hier dus te maken met een Evangelische gemeenschap. Voor mij rijmt dat niet helemaal.
Okay, ik snap dat ze niet blij met me waren dat ik met kerst liep te brullen dat ik dood wilde. Zou ik denk ik ook niet geheel gelukkig van worden. En dat ze me daar een beetje raar voor aankeken, dat begrijp ik. Denk dat ik dat zelf ook zou doen, eerlijk gezegd. Maar er ging daar ook nergens een belletje rinkelen dat er misschien iets met mijn psyche aan de hand is.
Al vanaf dat ik een jaar of acht ben, lijd ik aan depressies. Eerst begonnen ze al in oktober, om pas te verdwijnen zo rond april. Tegenwoordig is het zo halverwege, eind januari raak. En dat houdt aan tot het zonnetje terug  komt. Het zijn zware periodes, waarin ik zonder aanwijsbare reden diep in de put zit.
Weinig mensen snappen dit, nog minder kunnen helpen. Vaak zat gehoord dat ik dan naar buiten moet om te wandelen. Of dat, als ik verdrietig ben, ik aan iets anders moet denken.
Lieverds, dat lukt dus niet. Dat is hetzelfde als dat wanneer jij je been breekt, ik tegen jou zegt dat je niet aan de pijn moet denken. Leuk gezegd, onmogelijk gedaan.
Wanneer je in een depressie zit, kan je bed uitkomen al aanvoelen als het beklimmen van een berg. Wanneer je het voor elkaar hebt gekregen om te douchen, je aan te kleden en jezelf naar de bank te slepen ben je al kapot en verdien je eigenlijk een medaille.
Daarnaast is een depressie iets anders dan verdrietig zijn. Of in de rouw. Bij een depressie zit meer frustratie. (Bij mij in ieder geval. Ik kan niet voor anderen spreken. Want hoe je dit ervaart verschilt ook nog van persoon tot persoon.) Ik kan op zo'n moment alleen praten in diepe, duistere gedachten. Kronkels van destructie en alles omvattende zelfhaat. Geen idee waarom. 'Het is winter' is een excuus waar ik het zelf al jaren niet meer voor doe. Maar wat het wel is, geen idee.
Ook ettert dit onder de oppervlakte altijd door. Elke dag, iedere dag van het jaar. Een zeurend stemmetje dat mij verteld dat er iets niet klopt. Dat mijn leven niet helemaal 100% in de haak is en dat ik niet ben waar ik hoor te zijn.
Wanneer je verdrietig bent of in de rouw, heb je een aanwijsbare reden. Je wereld kan ook helemaal vergaan, net zoals bij een depressie. Maar hier heb je een aanwijsbare reden, waar je wat mee zou kunnen doen. Je kunt het verdriet gaan verwerken. Er kunnen momenten zijn dat je even niet aan je verdriet denkt en dat je echt volledig opgaat in een lach. Voor een paar gelukzalige momenten ben je het verlies van die dierbare even vergeten.
Lukt niet bij een depressie. Het draait altijd door. Ook wanneer je helemaal in een stuip ligt omdat je de humor van dat ene plaatje of die ene flauwe opmerking toch nog leuk vindt.
 
Ondertussen heb ik me met dit leven verzoend. Ik begrijp dat goud er voor mij niet in zit. Voor mij geen sublieme hoogtepunten in het leven, niet het onderste uit de kan. Dat ik me tevreden moet stellen met een leven dat stabiel kan zijn, maar waarin geen briljante dingen gebeuren. Want zodra er iets gebeurt waardoor de balans weg is, staat mijn wereld weer op de kop, twijfel ik aan mijn leven, huwelijk, moederschap, alles. En ik mag weer vechten tegen de waanzin. Ik mag weer knokken om twee gedachten bij elkaar te houden en niet te verdrinken in een zee van drama. Probeer daar maar eens een normale van 9 tot 5 baan op na te houden. Want hoe meer druk, hoe hoger de kans op dit soort buien.
Geloof me, dat is moeilijk. Mijn karakter is van hoogtepunten. Doe alles wat je doet met 110% passie in je donder of doe het anders niet. Leef of het je laatste dag is. Doe alles met overtuiging en hartstocht.
 
Maar ondertussen loop ik dus wel geregeld met duistere gedachten. Ondanks dat men mij in de regel omschrijft als een vrolijke vrouw. Je moest eens weten wat ik denk.
Nu heb ik een reden om in ieder geval de eerste 20 jaar nog niet te vertrekken. Ik mag mijn dochter immers niet in de steek laten.
Maar tot haar geboorte heb ik altijd maar wat meegedraaid. Van 'het leven is hel' heb ik het weten te draaien naar 'we maken er maar wat van, als het toch moet'.
Ik weet het. Dit klinkt nog steeds niet echt om over naar huis te schrijven. Maar kijk even naar waar het vandaan komt. Wanneer men voor 2018 (geboortejaar dochter)mij de keuze liet tussen leven of op een nette manier dit leven te verlaten, had ik afscheid genomen. Ik had er nog steeds voor gekozen om niet verder te gaan.
Trots ben ik er niet op. En ik weet ook wel dat er mensen zat zijn in mijn omgeving die om mij geven. Ik heb immers een geweldige man, van wie ik nog steeds niet snap wat hij nu in vredesnaam in mij ziet, maar ik dank God op mijn blote knietjes. Lang niet altijd kan hij mijn heftige reacties aan. Geregeld loopt hij voor mijn drama weg. Maar hij komt ook iedere keer weer terug. En hij heeft er wel voor gekozen om met mij te trouwen. En dat in de wetenschap dat hij nooit meer van me afkomt, want scheidingspapieren onderteken ik niet. Dat weiger ik pertinent.
 
Ik weet in ieder geval niet hoeveel wedergeboortes een mens kan hebben. Of hoeveel je er nodig hebt. Wel weet ik, dat ook 'er een eind aan maken' een gedachte is die mij geregeld vergezeld. En dus ben ik zondig. Want het leven is een gave en een wonder. Gegeven aan ons om God te dienen en om van te genieten.
 
Geloof me. Deze zondaar zoekt de weg naar de uitgang, om de ketenen van deze gedachten te verbreken. Maar ik heb ze tot nu toe niet kunnen vinden.
 
Geheel de Uwe,
Mystic M.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten