dinsdag 9 juni 2020

Waarom ik ga branden deel 4: Ik ben een dief

Lieve leukerds en leuke lieverds,
 
Het volgend epistel waarom ik er niet rooskleurig voorsta en waarschijnlijk de meneer met hoorntjes en puntstaart gezelschap ga houden. (Zal hij al bang zijn dat ik de boel kom overnemen? Ik ben immers een vrouw en rossig. Die zijn echt niet alleen maar vurig tussen de lakens. Voor je het weet gebruik ik hem als voetenbank.)
 
Deze zonde is simpel. Op zich heb ik daar ook spijt van. Maar hij telt natuurlijk wel op, in de rij van andere zonden. Ik ben een dief.
Als jong meisje heb ik mij in groepsdruk laten verleiden tot stelen. Kauwgum, potloodjes, vulpen vullingen. Volgens mij ook nog lippenstiften en sieraden. Ik weet echt niet meer exact wat het was. Ik was tussen de 8 en 17 jaar oud. En ik kan me herinneren dat het uiteindelijk om de kick ging, niet eens meer wat het was dat ik stal. De adrenaline, het weglopen en dan de spanning of dat alarm afging, of ik de juiste beveiligingen eraf had weten te slopen.
Uiteraard heb ik me ook schuldig gemaakt aan het stelen uit de portemonnee van mijn moeder en de snoeptrommel. Maar ik denk dat er daar meer van zijn die dat deden, als we allemaal eerlijk zijn.
 
Ik heb er in ieder geval oprecht spijt van. Kan het niet meer rechtzetten, want een hoop van de winkels waar ik gestolen heb bestaan niet meer. En wat heeft het nog voor nut om meer dan 20 jaar later nog eens op te biechten?
Mijn moeder weet wel dat er dingen gebeurd zijn die niet netjes zijn. Maar sommige dingen moet je gewoon niet willen vertellen. En ook niet willen weten. Oude koeien gewoon in de sloot laten zitten waar ze verdronken zijn.
 
Ik heb er spijt van. En toen de knop omging heb ik plechtig beloofd het nooit meer te doen. En ik houd me daaraan.
Waarom het dan toch zo erg is? Ik stal ook toen ik nog in dat gekke kerkje zat. Op vrijdagavond, zondagochtend en -avond beleidde ik een geloof. En op de dag daartussen liet ik mijn vingers dingen doen die het daglicht niet kunnen verdragen. In de volle wetenschap dat het niet goed was. Dus waarom deed ik het dan? Waarom beweerde ik dan te leven als een Christen? Dat was immers niet zo. En daar was ik mij ten volle van bewust.
Ik kan beweren dat het pubergedrag was. Begonnen uit groepsdruk met verkeerde vrienden. Maar ik vind dat veel te makkelijk gezegd. Wanneer je een jaar of 15 bent, weet je echt wel het verschil tussen goed en kwaad. En hoe oud moet je zijn om te weten dat stelen iets is dat je gewoon niet moet doen?
 
Ik zal het nooit meer doen. Ik ben er absoluut niet trots op en schaam mij er diep voor. Dus ik hoop dat dit iets is dat God toch nog door de vingers wil zien. En dat ik het weer een beetje goed heb gemaakt door extra donaties te doen, wanneer ik op vakantie een kaars opsteek in de katholieke kathedraal. Nou ben ik niet katholiek en zal ik dat ook nooit worden. Maar een Huis van God is een Huis van God. Of dat nu een kathedraal, een kerk, moskee of synagoge is. En ik durf op een gewone dag nog wel de kathedraal in. Even zitten en in stilte bidden. Knielen voor Maria en vragen of ze wat voor me kan doen. En haar bedanken voor het geschenk dat onze dochter is.
Hopelijk kan zij me met deze zonde bijstaan.
 
Geheel de Uwe,
 
Mystic M.
 
PS: Dit keer een wat korter stukje. Ook wel eens lekker voor een keertje. Niet?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten